Het college van B&W van Haarlem probeert hier – zo leert deze uitspraak van de Raad van State – een creatieve draai aan te geven door niet alleen af te zien van het per document of onderdeel daarvan motiveren waarom openbaarmaking achterwege wordt gelaten, maar zelfs bij de voorbereiding van de besluiten ook af te zien van het per document of onderdeel van een document beoordelen of één of meer van de in de Wob neergelegde weigeringsgronden aan openbaarmaking in de weg staan.
In algemene zin wordt gemeend dat onevenredige benadeling aan de orde is omdat het om Meldpunt-dossiers gaat en het in zijn algemeenheid simpelweg leidt tot terughoudendheid bij het doen van een integriteitsmelding of het meewerken aan een onderzoek en dus dat openbaarmaking nimmer aan de orde kan zijn.
Dat accepteert de Raad van State logischerwijs niet. Een dergelijke algemene inschatting van de mogelijke effecten van openbaarmaking van welke informatie uit Meldpunt-dossiers dan ook op personen die betrokken of potentieel betrokken zijn bij het doen van een integriteitsmelding of het meewerken aan een onderzoek is geen begin van een beoordeling die artikel 3, vijfde lid, van de Wob van het bestuursorgaan vraagt. Hiermee volgt de Raad van State al een duidelijk en terechte lijn die in 2010 al was ingezet (zie deze uitspraak).