De Raad van State maakt maar weer eens duidelijk dat misbruik de uitzondering op de regel is dat eenieder mag vragen wat hij/zij wil op grond van de Wob (en de Woo). Van misbruik is alleen sprake bij vele verzoeken, veel proceshandelingen én bijkomende omstandigheden als rommelig of veelvuldig blijven corresponderen e.d. (zie bijvoorbeeld deze uitspraak nog van eerder dit jaar). Veel werk en dus hoge kosten zijn niet voldoende om de misbruik-kaart te kunnen trekken. De Raad van State lijkt ook hierbij weer relevant wie de verzoeker is. In dit geval een journalist, en slachtoffer van de vuurwerkramp waar het verzoek op ziet, die al 20 jaar onderzoek naar de onderliggende zaak doet. De kwestie laat vooral ook zien dat als het bestuursorgaan alle bijkomende omstandigheden schetst, die best relevant kunnen zijn, die omstandigheden dan wel moet kunnen onderbouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de stelling:
- dat verzoeker niet op uitnodigingen reageert om documenten in te zien;
- de verzoeker niet wil meewerken met een fasering van de afhandeling met deelbesluiten;
- het enkele doel van verzoeker is dat dwangsommen geïncasseerd kunnen worden.
Relevant dus mogelijk, maar pas wel als het bestuursorgaan dit kan staven met een dossier. Daar gaat het mis en dus moet de minister – met de Woo als kader – overgaan tot behandeling van verzoek.
Bijzonder is dat de minister daarvoor een beslistermijn van zes maanden krijgt! Kennelijk ziet de Raad van State ruimte voor bewerkelijke verzoeken om af te wijken bij voorbaat al van de wettelijke termijn van 4 + 2 weken (zie artikel 4.4)!