Zo maar een dag in de week, woensdag 6 juli. Een dag waarop de hoogste bestuursrechter (de Raad van State) zich moet uitlaten over een drietal procedures waarbij de Wet openbaarheid van bestuur het wettelijk kader vormt. Drie zaken die blijk geven van andere motieven dan de drang naar openbaarheid van overheidsinformatie. Zonde van de tijd en van gemeenschapsgeld.
Wanneer misbruik?
Is sprake van misbruik dan wordt een beroep al snel niet-ontvankelijk geacht. In een enkel geval leidt het tot een proceskostenveroordeling voor de misbruiker. Ogenschijnlijk dreigt ook buiten behandeling stellen van het verzoek. In de regel leidt het linksom of rechtsom in elk geval niet tot openbaarmaking van overheidsinformatie.
Uit alle rechtspraak kan inmiddels een aantal bouwstenen worden onderscheiden op grond waarvan kan worden gesteld dat sprake is van Wob-misbruik:
- Inhoudelijke component: onbekendheid van de gemachtigde met de reden waarom de informatie wordt gevraagd; het doen van het verzoek bij vele bestuursorganen of het niet kunnen duiden van het verband tussen het vermeende doel en het verzoek zelf; de algemene bewoordingen van een machtiging;
- Financieel aspect: het ogenschijnlijk gericht zijn op geldelijk gewin in de vorm van een proceskostenveroordeling en / of een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen;
- Aard gemachtigde en/of verzoeker: het business model van de gemachtigde (no cure no pay); de gemachtigde of verzoeker als repeat player; bekendheid met andere wegen om informatie te verkrijgen.
Bezigheidstherapie voor de Raad van State
Deze onderverdeling zien we ook in een drietal uitspraken van 6 juli 2016. Een drietal uitspraken die de wenkbrauwen doen fronzen en de vraag opwerpen “moet de hoogste bestuursrechter zich hier mee bezig houden?”
Kort de meest opvallende aspecten. In de eerste zaak gaat het om een bekend verzoek (met een bekende gemachtigde, Salus Juristen). Gevraagd wordt om allerlei stukken die enigszins verband houden met een opgelegde verkeersboete. Een bekende handelswijze van bepaalde adviesbureaus. Met een algemene machtiging om op te mogen treden voor personen die geconfronteerd worden met een boete wordt een opeenstapeling van procedures opgestart. Dit alles met de hoop op te late of gebrekkige besluitvorming wat leidt tot dwangsommen of proceskostenvergoedingen. De Raad van State vindt het ook in dit geval mooi geweest. Ze wijst daar onder meer op al bekende aspecten: Salus wordt mede verweten deskundig genoeg te zijn om te weten hoe procedures werken en welke wegen er zijn (anders dan de Wob) om informatie te verkrijgen; het business-model (no cure no pay) wordt van belang geacht. Opvallend is dat de vaagheid van het verzoek als aanvullend argument wordt genoemd. Hoewel er wat voor te zeggen valt, is het gebruikelijk bij de Wob om verzoeken soms wat te veralgemeniseren, juist omdat de verzoeker niet precies weet wat er bij de overheid aan informatie voor handen is. Toch vindt de Raad van State hier het volgende van belang:
De verzoeken zijn aldus geformuleerd dat het voor de korpschef niet mogelijk is om er volledig en adequaat op te beslissen. Zo wordt verzocht om stukken die bij de korpschef ‘zouden moeten berusten’, wordt verzocht om ‘in ieder geval’ alle zaaks bescheiden die voor een beoordeling van belang ‘(kunnen)’ zijn ‘zoals, doch niet uitsluitend’, het zaakoverzicht. Onduidelijk is voorts wat wordt bedoeld met ‘documenten die zien op scholing en bekwaamheid’, met ‘alle personeelsbescheiden’ en ‘andere vergelijkbare bescheiden’. De vaagheid van de verzoeken doet afbreuk aan het gestelde doel ervan en maakt de op de verzoeken te nemen besluiten onnodig extra vatbaar voor discussie in bezwaar- en beroepsprocedures.
In de tweede kwestie is verzocht om openbaarmaking van alle documenten waaruit de complete verzendadministratie van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie over de maand juli 2014 onderscheidenlijk augustus 2014 inzichtelijk wordt gemaakt. Een bijzonder verzoek dat vragen oproept. Die had de Raad van State willen stellen ter zitting. Ondanks een verplichting om te verschijnen, komt verzoeker niet op de zitting. Ook zijn gemachtigde verschijnt niet. Zonde van de tijd van de gemachtigden van het CVOM en de staatsraden van de Raad van State; het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Tot slot bespreekt de Raad van State een procedure waarbij dezelfde gemachtigde lijkt te zijn betrokken (een juridisch adviseur te Helmond). Nu wordt gevraagd om allerlei documenten die horen bij een Mulderbeschikking of transactievoorstel met een specifiek nummer. Buiten de bekende bouwstenen om misbruik aan te nemen en de vage omschrijvingen van het verzoek, betrekt de Raad van State hier (ogenschijnlijk voor het eerst) ook bij haar beoordeling, het feit dat de gemachtigde al bij ongeveer 300 beroepsprocedures met de korpschef (de verwerende partij) betrokken is geweest wat in 2016 alleen al tot ongeveer EUR 48.000,– aan proceskostenvergoeding heeft geleid.
Kortom, ‘a day in the life’ van de Raad van State die niet vrolijk stemt…
Licht aan het eind van de tunnel
In eerdere blogs is al gewezen op de Wet open overheid en de Wet ter voorkoming van Wob misbruik. In beide wetten wordt de dwangsom losgekoppeld van de Wob en is een proceskostenvergoeding minder snel aan de orde. Hoewel de Woo nog wel even op zich laat wachten (de vraag is of het voorstel daadwerkelijk wordt aangenomen in de Eerste Kamer) lijkt de Wet ter voorkoming van Wob misbruik een vliegende vaart te krijgen. De vaste commissie in de Eerste Kamer acht zich voldoende voorbereid en wil op 12 juli stemmen over het wetsvoorstel. Dat zou een belangrijke prikkel voor alle procedures weg moeten nemen.