Eind oktober 2018 pakt De Telegraaf groots uit met artikelen over de Wob. Specifiek over de afhandeling van verzoeken om informatie door de Gemeente Amsterdam over de crisis bij de dienst Openbare Orde en Veiligheid naar aanleiding van de ‘affaire Saadia Ait-Taleb’. Direct vormt dit ook aanleiding voor een groter artikel over de afhandeling van Wob-verzoeken door alle overheden in Nederland.
In deze column zal ik deze algehele aanklacht niet behandelen. Wel de reactie van burgemeester Halsema naar aanleiding van het specifieke voorval. De Telegraaf stelt over die reactie: ‘Geblunder met WOB-procedures mag niet meer gebeuren, schrijft Halsema nu ze de stukken alsnog vrijgeeft. ‘Ik betreur het zeer hoe de afhandeling is verlopen.’ Ze wil als stelregel invoeren dat ambtenaren voortaan zoveel mogelijk interne documenten uit eigen beweging voor het publiek toegankelijk maken. ‘Openbaarheid is een recht, geen gunst’, vindt zij.’
Deze reactie is een duidelijke reflex op een kwestieuze behandeling van dit specifieke verzoek in een gevoelige kwestie. Hoewel dus begrijpelijk in politiek-bestuurlijke zin staat de reactie wel op gespannen voet met de Wob en het oogmerk van de wetgever. Die wilde immers de ambtenaar veel bescherming bieden, juist vanwege het belang van het interne gedachtenproces. Voor de ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ zoals de wet ze noemt is immers bepaald dat die niet worden verstrek. Gedachte hierbij is dat de ambtenaar de vrijheid moet voelen om compleet te kunnen adviseren. De dreiging dat zijn of haar mening en opvatting op straat komt te liggen zou afbreuk doen aan de advisering. Geen gekke gedachte. Dat die bescherming ver reikt volgt ook nog eens uit een uitspraak van de Raad van State begin dit jaar. Als hoogste bestuursrechter oordeelde deze zelfs dat gelakt mag worden op alinea-niveau. Niet louter de opvatting komt dus bescherming toe maar ook de daarmee samenhangende feiten.
De reactie van de burgemeester is wel in lijn met de eerdere opstelling van de gemeente Amsterdam inzake de Wet open overheid. In mijn eerdere column besprak ik al de inhoud van een brief waarin de gemeente stelde transparantie voorop te stellen en ook actieve openbaarmaking van belang te achten. In hoeverre de gemeente dit specifiek vormgeeft, is mij niet bekend. Wel is duidelijk dat in het specifieke geval, waar de burgemeester de ‘knieval’ (aldus De Telegraaf) in maakt, dit wat minder aan de orde was. De reactie van de burgemeester maakt duidelijk dat dit kennelijk een uitzondering was en gemeente-breed (actieve) transparantie nog voorop staat. Specifieker wordt nu alleen gesteld dat meer actieve openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen moet worden beoogd. Dat lijkt me een gevaarlijke weg, al is het maar omdat het besluitvormingsproces van een overheidsinstantie gebaat is bij een sfeer van vertrouwelijkheid tot het moment van besluitvorming. Een niet uit te sluiten reactie kan zijn dat ambtenaren wel twee keer nadenken voor zij hun mening aan het papier toevertrouwen. Of de politieke en democratische bestuursvoering gebaat is bij actieve openbaarmaking, is dan ook zeer de vraag.