Een mooie uitspraak van de Raad van State qua uitleg en toepassing van enkele uitzonderingen (artikel 10 Wob) als het gaat om overeenkomsten met de overheid. Aanleiding vormt de aanleg van een weg en een overeenkomst tussen de provincie en een betrokkene om gerechtelijke procedures te beëindigen. Iemand anders vraagt naar die overeenkomst. De provincie had het verzoek integraal geweigerd. Een weigering die geen stand hield bij de rechtbank.
Het integraal weigeren wordt onder meer gemotiveerd door te wijzen op alle negatieve aandacht en de gevolgen die dat met zich brengt. Temeer omdat onderdelen van de overeenkomst die wel in aanmerking zouden kunnen komen voor openbaarmaking niet zo interessant zouden zijn.
Geheel van de overeenkomst
Er ontstaat een discussie over de vraag of de gehele overeenkomst of slechts delen onder het bereik van het verzoek vallen. De Raad van State is duidelijk dat ook de andere (dan de specifieke afspraken) onderdelen onder het verzoek vallen. Het al dan niet bestaande belang van de verzoeker bij die andere onderdelen is (natuurlijk) irrelevant (zie onder 4.3).
Onevenredige benadeling
Een belangrijk bijkomend aspect is dat degene waar de overeenkomst mee is aangegaan te maken heeft gehad met bedreigingen. Enigszins vergelijkbaar met de PAS-meldingen uitspraak vraag de Raad van State ook in dit geval bij een beroep op mogelijk gevaar en bedreigingen wel concrete feiten en omstandigheden (zie onder 4.4). Diezelfde eis zagen we ook wel eerder als een beroep werd gedaan op de veiligheid bij de Staat, als het om de rittenadministratie van een Minister ging.
Financiële belangen
Bij een overeenkomst met de overheid wordt al snel ook een beroep gedaan op het financiële belang van die overheid (artikel 10, lid 2, onder b). Inzicht in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder overeenkomsten worden aangegaan belemmeren de overheid bij toekomstige onderhandeling of eventuele procedures in het kader van de overeenkomst waar het in dat geval om gaat. In dit geval is het enkele inzicht voor derden in de voorwaarden waaronder de provincie bereid is een overeenkomst te sluiten, dat daarvan een aanzuigende werking van nieuwe bezwaarschriften kan ontstaan en dat daardoor zijn onderhandelingspositie wordt verzwakt onvoldoende. Te meer omdat dit niet geconcretiseerd wordt.
Schikingsovereenkomst; persoonsgegevens, financiële belang en onevenredige benadeling
De persoonsgegevens van de wederpartij mogen volgens de Raad van State wel (met een beroep op artikel 10, lid 2, onder g (onevenredige benadeling) en dus niet onder e (persoonlijke levenssfeer)) worden geweigerd.
Volgens vaste rechtspraak (zie eerder al deze annotatie bij een uitspraak uit 2012) is het resultaat van schikkingsonderhandelingen al snel geheim te houden bij de Wob. Anders dan de uitspraak uit 2012 mag de provincie zich nu kennelijk wel beroepen op de b en g grond! En niet alleen het schikkingsbedrag, maar ook de daarmee samenhangende – in de boeteclausule – vermelde bedragen. Allerlei andere onderdelen, die gangbaar zijn voor een schikkingsovereenkomst en geen betrekking hebben op specifiek gemaakte afspraken, moeten openbaar worden gemaakt.
Wet open overheid
De Wet open overheid geeft natuurlijk ook bescherming van de hier ingeroepen belangen (al wordt de onevenredige benadeling in dit kader ‘het goed functioneren van de overheid – artikel 5.1, lid 2, onder i) en kan het niet zo gemakkelijk subsidiair ter bescherming van betrokkene worden ingeroepen (door artikel 5.1, lid 5). Het belang van de bescherming van de veiligheid van personen biedt zo mogelijk wel weer een voldoende extra waarborg (artikel 5.1, lid 2, onder h), al zal deze ook onder de Woo wel concreet gemaakt moeten worden.