Het belang van het scherp lezen van het Wob-verzoek (wat vraagt iemand nu precies) komt vooral in beeld als de verzoeker stelt dat het verzoek te beperkt is opgevat (meer o.a. in deze podcast en deze annotatie). Maar evenzo kan een belanghebbende natuurlijk van mening zijn dat het verzoek te ruim is opgevat (en hij zodoende wordt benadeeld). Over dat laatste buigt de Raad van State zich in deze uitspraak.
Uitkomst: dat ‘ruimer gaan’ dan verzoeker beoogt, is geen probleem. Kennelijk wordt een deel van het besluit op het verzoek dan immers een besluit tot actieve openbaarmaking (op grond van artikel 8). De Raad van State merkt hierbij (ogenschijnlijk voor het eerst) op dat verzoeken niet restrictief mogen worden uitgelegd. Die opmerking lijkt niet echt nodig om tot de conclusie te komen dat meer doen dan de verzoeker vraagt, uiteraard vrij staat. Er is altijd een bevoegdheid tot actieve openbaarmaking. Straks onder de Woo zelfs een plicht (artikel 3.3).
De opdracht in artikel 3, vierde lid, om behulpzaam te zijn bij het scherpen van het verzoek is dus echt alleen iets tussen bestuursorgaan en verzoeker. Een eventuele belanghebbende heeft daarbij geen rol.