De Minister kan op grond van de Wet normering topinkomens (Wnt) handhavend optreden bij een te hoge ontslagvergoeding bij bepaalde instanties. Bij die handhaving kan ook worden overgegaan tot openbaarmaking van dat handhavend optreden.
De Wnt geeft zelf geen grondslag voor het actief openbaar maken. Vast gegeven is dat artikel 8 van de Wob op zichzelf al een voldoende grondslag geeft voor actief publiceren. Dat vraagt wel (anders dan bij de Jeugdwet bijvoorbeeld; zie deze update) een afweging van belangen en leidt tot een besluit met de nodige rechtsbeschermingsmogelijkheden (zie deze annotatie). Is het belang van openbaarheid wel zo zwaarwegend dat het opweegt tegen belangen zoals genoemd in artikel 10 van de Wob?
De Raad van State laat in deze uitspraak zien hoe zo’n belangenafweging plaatsvindt bij toezichtsinformatie op grond van de Wnt. Men kijkt vooral naar het mogelijke onevenredig nadeel als gevolg van de publicatie.
Onzekerheid over de uiteindelijke uitkomst van handhaving maakt niet dat van publicatie moet worden afgezien. En in beginsel is de rechter bevoegd te oordelen over openbaarmaking die ook iets te vinden heeft over het handhavingsbesluit. Het gaat ook sec om de beoordeling van openbaarheid en niet de inhoud van het rapport, als dat rapport niet ten grondslag ligt aan het handhavingsbesluit.
In dit geval acht de Raad van State onevenredige benadeling aan de orde nu – hoewel geanonimiseerd – niet valt uit te sluiten dat betrokkene is te identificeren. Het gaat om deze persoon waarbij ook melding wordt gemaakt van werkverleden, functie en werkgever. Dit maakt, ongeacht de neutrale bewoordingen en dat sprake is van feitelijke bevindingen met een voorlopige conclusie dat onevenredig nadeel niet valt uit te sluiten. Van belang wordt ook geacht dat een handhavingsprocedure al was opgestart. Betrokkene kon dus niets meer voorleggen aan de civiele rechter aangaande de juistheid van het rapport. Dat moest immers gebeuren tegen het – inmiddels genomen – handhavingsbesluit.